Wet op de jeugdzorg
Artikel 103
1
Jeugdigen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, ontvingen van een voorziening van jeugdhulpverlening in de zin van de Wet op de jeugdhulpverlening hebben, tot het tijdstip waarop de bevoegde stichting een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, in afwijking van artikel 3, derde lid, aanspraak op jeugdzorg te verlenen door de betrokken voorziening van jeugdhulpverlening.
2
Jeugdigen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanspraak hadden op jeugdzorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, behouden deze aanspraak tot de bevoegde stichting een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, of artikel 9b, vijfde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten toepassing heeft gevonden.
3
De bevoegde stichting neemt een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid, op het tijdstip waarop de termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, is verstreken, doch in ieder geval vóór 1 januari 2006.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AU4209, Eerste aanleg - enkelvoudig, 81011/OT RK 05-507
Rechtsoort
Personen-en familierecht
Datum uitspraak
15-06-2005
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - enkelvoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank AlkmaarWat is de reikwijdte van een machtiging uithuisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting. Machtiging is na 1 januari 2005 verleend en betreft voortzetting zorg die voor 1 januari 2005 is verleend (continuering plaatsing op besloten behandelafdeling). Ten tijde van het verlenen van de machtiging was er geen indicatiebesluit.